Hoofdstuk 3

HOOFDSTUK 3

 

Dubbelleven

Ik beleefde veel plezier op de lagere school. Hoewel ik soms van binnen een gevoel had 'anders' te zijn, speelde ik veel met vriendinnen. Op die momenten had ik nooit zoveel 'last' van mijn 'anders' zijn; dat begon meestal als ik alleen was en mij ontspande.

Het werd rolschaatstijd en we deden de rolschaatsen onder onze laarzen. Met opzet waren we met een groepje vriendinnen onrustig in de klas om ervoor te zorgen dat we straf kregen en in het speelkwartier binnen moesten blijven. Het was de gewoonte dat bij goed weer de meesters en juffen buiten tijdens dat kwartier over het schoolplein liepen, zodat we binnen in de school vrij spel hadden.
Wanneer de leerlingen en de leraren naar buiten gingen, trokken we snel onze laarzen aan en rolschaatsten we over de granieten vloeren de hele school door. Het was even opletten dat je vaart minderde in de twee scherpe haarspeldbochten. Helaas remde Jannie wat laat af en vloog ze met een rotgang op de muur af, waar precies in de laatste bocht de schoolbel hing. Het enige wat haar vaart kon afremmen, was het touw van de bel dat ze natuurlijk greep en waar ze aan trok in haar vaart. Met volle overtuiging luidde ze de bel. Terwijl alle verbaasde schoolkinderen zich buiten afvroegen waarom het speelkwartier maar vijf minuten duurde en zich in rijen opstelden voor de grote hoofdingang, zorgden we snel dat we onze laarzen weer onder de kapstokken kregen. Ik moest door mijn klasgenoten geholpen worden om mijn laarzen uit te trekken, omdat ik op dat soort momenten vreselijk de slappe lach kreeg, waarbij de tranen over mijn wangen liepen. Godzijdank bleef ik die gave mijn leven lang houden, want mijn humor heeft me door veel strubbelingen heen geleid.

 

Herbeleven van vorige levens door middel van beelden

Van mijn leven als rentmeester was ik steeds duidelijker beelden gaan zien. In die beelden zag ik mannen die plotseling vanuit de bosrand op ons afkwamen. Mijn vriend viel als eerste langs zijn paard en daarna viel ik voorover over het hoofd van mijn paard, nadat we gestoken werden met een lans. Ik had elke keer opnieuw het gevoel alsof ik dan meters naar beneden viel en ik voelde daar iedere avond angst voor, omdat ik na vele ervaringen vooraf 'wist' dat het weer ging gebeuren.
Tot ik begreep dat iedere keer wanneer ik viel, alles gewoon doorging. Toen werd mijn angst voor het vallen minder. De wereld stopte niet, ik stopte niet, ik bleef. Ik ging niet echt dood, ik viel, maar daarna was ik er nog steeds. Door dat te beseffen, bleven de filmpjes en beelden weg.

 

Herbeleven van de beelden van een geliefde
Na een paar maanden rust kwamen er nu andere beelden. Er kwamen opnieuw filmpjes en beelden, maar ook heldere dromen, over de Eerste Wereldoorlog.
Het bijzondere was dat het geen beelden van mezelf waren, maar van mijn zielenmaat uit de groep waarbij ik me zo prettig had gevoeld. De groep uit mijn vage herinnering, waar ik had gewoond voordat ik was geboren.
Nu doorleefde ik zijn angst als soldaat in een loopgraaf. De verbintenis met hem was zo hecht, dat ik het ervoer alsof ik het zelf was. Het was in België. Ik hoorde overal geschreeuw en geknal. Handgranaten vlogen om mijn oren en overal was rook. Ik werd geraakt en ik viel opzij. De loopgraaf waar ik in had willen vluchten stortte in, zodat er modder in mijn mond, neus en oren kwam. Ik stikte langzaam en raakte enorm in paniek. Die paniek was het ergste, de angst om te stikken.
De periodes van het doorvoelen van de beelden uit zijn eerdere leven vond ik verschrikkelijk. Ik begreep ook niet goed waarom ik zijn beelden zag. Dat maakte het voor mij moeilijker, want tot nu toe had ik alles kunnen begrijpen, maar het werd ongrijpbaar.
Iedere avond voor ik ging slapen, probeerde ik in mijn kussen te voelen hoe het moest zijn als je stikte. De angst daarvoor was vele malen groter dan de angst voor het vallen met het paard. De beelden van de rentmeester en van mijn maatje in de loopgraaf zouden later zo nu en dan nog terugkomen, maar namen uiteindelijk af in mijn kindertijd.

 

Het scheiden van mijn aardse leven en mijn herinneringen
Omdat ik twee levens leidde, als kind met herinneringen en verbintenissen met mijn zielengroep en mijn dagelijkse leven, kreeg ik, zoals zoveel kinderen, een angst voor monsters en inbrekers. Iedere avond keek ik achter mijn slaapkamerdeur, onder mijn bed en in de kast, om te checken of het veilig was.
Mijn drie jaar oudere broer vond dat vermakelijk en maakte ook behoorlijk misbruik van mijn angst door enge geluiden te maken als ik boven kwam. Hij had het plan opgevat om in mijn kast te gaan zitten.
Toen ik echter de deur opende en een gedaante op de grond zag zitten, wierp ik met een rauwe gil de kastdeur dicht en draaide de sleutel om. Gillend rende ik naar beneden, waar mijn vader geïnteresseerd naar een documentaire op televisie keek.
Hij zei dat ik gewoon naar bed moest gaan en dat er echt geen inbrekers waren.
"Hij zit daar echt," vertelde ik mijn vader, "en ik draaide de deur op slot."
"Ach," vond mijn vader, "als je de kast op slot draaide, dan kan er toch niets gebeuren?"
Ik bleef dicht naast hem zitten in mijn nachtjapon en kreeg een gevulde koek met een beker chocolademelk.
Vanuit mijn rechterooghoek zag ik de man met de witte sik.
Met één wenkbrauw omhooggetrokken keek hij naar mij en zei hij dat ik mijn kastdeur moest openen, omdat het mijn broer was die in de kast zat en hij vertelde me streng dat hij erg bang werd.
Heel eventjes reageerde ik verbaasd om gelijk daarna te doen alsof ik hem niet zag.
Ik peuzelde met opzet traag stukjes van mijn gevulde koek, om mijn broer eens flink te laten zweten.
Vrij kort daarop zag ik Jezaibel alweer met een omhooggetrokken wenkbrauw.
"Sylvia?" zei hij kort en streng.
"Heit, toe nou, ga nu meekijken," dreinde ik nu en ik probeerde hem omhoog te trekken uit de stoel.
Mijn vader gaf zich gewonnen en liep met me mee naar boven. Hij opende de kastdeur. Daaruit kwam mijn broer naar buiten rollen. Hij was lijkwit en het zweet droop van zijn witte, benauwde gezicht. Als een haas schoot hij naar zijn slaapkamer. Daarna had ik nooit meer last van mijn broer.

Er verandert iets
Er was iets 'raars' met mij aan de hand. Altijd was ik een vrolijk kind geweest dat grote plannen had. Ik wilde snel groot worden en ondertussen had ik veel pret. Ik genoot van mijn familie, vrienden, de bloemen, het strand en het bos dat vlakbij was.
Maar diep van binnen kreeg ik steeds meer last van heimwee naar mijn vrienden van vroeger; het voelde verscheurend. Het was een diepe eenzaamheid die ik ervoer. Ik begreep er zelf ook niets meer van en probeerde de draad op te pakken en door te gaan met alles wat ik altijd deed.

Heimwee naar de Pinkstertuin
Tot er met Pinksteren iets gebeurde wat me heel erg verwarde. Ik was zeven jaar oud. Na deze eerste uittreding naar de dimensies voelde ik me compleet verloren. Ik kon het nog steeds scheiden van mijn aardse leven, maar ik kreeg een extreem verlangen naar het leven met mijn vroegere vrienden ...

 

©2025 sylvialucia

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.